Beschrijving
In de vroege ochtend van 3 maart 1949 wordt de gehele aristocratie in Transsylvanië door de Securitate en de militia van het bed gelicht en in vrachtauto’s geladen. De volgende dag meldt de Roemeense communistische partij de succesvolle deportatie van alle grootgrondbezitters. Onder de terreur van Gheorghiu-Dej en later Ceausescu leidde de aristocratie een dubbelleven: overdag werkte men als dwangarbeider in mijnen, metaalfabrieken en timmerwerkplaatsen;’s avonds kwam men heimelijk bij elkaar om te eten, drinken, kaarten, zingen en leerde men de kinderen pianospelen en Frans spreken. Het communisme eiste de vernietiging van deze ultieme klassenvijanden, maar de partijbeulen kregen deze flegmatische, rummikub spelende kaste gedurende een halve eeuw totalitair regime niet kapot en zo werd de aristocratie een symbool van onverzettelijkheid. Jaap Scholten zocht de tot de bedelstaf veroordeelde baronnen, graven en prinsessen op in hun inmiddels teruggegeven maar vervallen kastelen en paleizen en tekende hun wonderbaarlijke en niet eerder gepubliceerde verhalen op.